24-07-2023
Midden in de storm op zoek naar de inclusieve dialoog
Halima el Hajoui-Özen is trainer, adviseur, verbinder en trotse dochter van een gastarbeider. Ze is oprichter van De Inclusiefabriek, waarmee ze werk maakt van inclusie binnen organisaties. Ook is Halima ambassadeur voor de Code Diversiteit & Inclusie. Voor de website van de Code schrijft ze met regelmaat columns. Deze keer over de zoektocht naar de inclusieve dialoog.
Moet je alles omarmen wanneer je werkt met inclusie? Of heb je dan ook het recht om te zeggen: “ik respecteer wie jij bent en wat jij doet maar, mijn wereld ziet er anders uit. Mijn normen en waarden worden gevormd door een andere realiteit.”
Een stelling die ik de afgelopen maanden een aantal keren ben tegengekomen bij de begeleiding van teams. Een lastige, want het lijkt daardoor of er ruimte is om de ander te mogen afwijzen, terwijl er om ruimte wordt gevraagd voor een eigen standpunt. En dat maakt het gesprek tegelijk ingewikkeld. Mijn ervaring is dat mensen op het eerste oog echt wel open staan voor iedereen. Oprecht en met de juiste intentie. Ongeacht wie je bent en wat je meebrengt. Maar wanneer het gesprek een diepere laag raakt, komt de persoonlijke weerstand. Het grenst namelijk aan onze comfortzone of het is simpelweg onbekend en dus onbemind. Vaak kunnen we er niet altijd woorden aan geven.
Dat komt omdat het ineens niet meer gaat om die ander, maar vooral om onszelf. Er wordt ons een spiegel voorgehouden waarvan we de reflectie niet altijd even mooi vinden. En dat geeft ons een onprettig gevoel. We komen tot het besef dat ‘we’ misschien toch niet zo tolerant zijn als we dachten. En dan krijgt angst alle ruimte. Angst om uitgesloten te worden door de ander en om veroordeeld te worden door onszelf. En dat zien we terug in ons gedrag.
Foto: Neven Fotografie
Ik merk dat dit het moment is waarop het schuurt in een dialoog binnen een team. Ook voor mij. Want wil ik dat ongemakkelijke gesprek voortzetten en de bom maar gewoon laten barsten? Door letterlijk te benoemen waar – volgens mij – de angel zit? Of riskeer ik daarmee dat ik juist door het gesprek aan te gaan een onveilige omgeving creëer? In mijn zoektocht naar een antwoord merk ik dat ik op verschillende gedachten hink. Hoe maak je zichtbaar dat deze twee componenten er mogen zijn? En dat we niet elkaars mening hoeven te delen, maar dat we wel voor elkaar moeten gaan staan?
Voor mij staan veiligheid en vertrouwen voorop. Iedereen die uitgesloten dreigt te worden is het waard om voor te staan. Ik wil opkomen voor iedereen die dat zelf niet kan. Sterker nog, ook voor diegene die dat wél kunnen, wil ik dat doen door ernaast te gaan staan. Dit is wat mij betreft het moment waar gelijkwaardigheid om de hoek komt kijken. Heeft de ander net zoveel onvoorwaardelijke bestaansrecht als jij. Ook al ziet deze er anders uit en maakt die keuzes die jij niet zou maken.
Dat brengt me bij de volgende gedachte: wat maakt het dat wij als samenleving elkaar hebben geleerd dat we het recht hebben om iets te vinden van de ander en daar ook nog een waardeoordeel over mogen vellen? Ik besef dat dit open vraagstukken zijn. Waarbij het antwoord diepgeworteld ligt in onze maatschappij en van generatie op generatie wordt overgedragen.
Toch voel ik dat we momenteel midden in de storm van verandering en beweging zijn. We zijn kritisch op de woorden die we gebruiken. We staan stil bij wat ons gedrag brengt en bevragen alles wat mainstream en ‘normaal’ is. Van onderop brengen we samen die beweging tot stand. Met elkaar zoeken we naar een nieuwe taal en een cultuur die van ons allemaal is. Waarin we invulling geven aan het werkwoord ‘samenleven’. En dat maakt me weer hoopvol.