Het is een tragikomisch gezicht: Djuwa die in een sm-pak onder een vleugel vandaan kruipt, met zweep in haar hand, terwijl ze het publiek nederig bedankt voor het feit dat ze iets mag zeggen. Het is het begin van Fair and Square: een performance slash presentatie van onderzoeksresultaten. Mroivili onderzocht de manier waarop de ongelijk verdeelde machtsverhoudingen, zoals die bestonden op het Amsterdamse museumplein ten tijde van de wereldtentoonstelling van 1883, doorwerken in het hier en nu. Met het sm-pak legt ze een verband tussen BDSM (Bondage and Discipline, Dominance and Submission, en Sadism and Masochism) en de machtsverhoudingen die ten grondslag liggen aan het uiten van kritiek. Bij BDSM is het op het eerste gezicht namelijk de dominatrix die de touwtjes in handen heeft, terwijl de gedomineerde  bepaalt hoe ver de dominatrix mag gaan. Stoppen kan altijd. De dominatrix heeft dus een soort schijnmacht.

Geen invloed

Eenzelfde mechanisme zie je volgens Mroivili bij culturele instellingen. Djuwa: “Instituten nodigen vaak een kritische kunstenaar uit, die vervolgens neergezet wordt als een gevaarlijke kunstenaar. Iemand die eindelijk écht pijnlijke dingen zegt. Ook het publiek ziet dat zo. Maar kunstenaars kunnen zich niet uiten zonder dat daar bepaalde ruimte voor gegeven wordt.” Aan die ruimte zit volgens Mroivili een limiet: “Hoe het kunstwerk wordt geframed, hoeveel geld er moet worden betaald om het te zien, dat zijn allemaal dingen waar de kunstenaar geen invloed op heeft. Je mag zeggen hoe je over iets denkt onder beperkte voorwaarden.”

Afstand doen

Precies daarom wilde Djuwa haar eigen voorstelling maken. Zo hield ze grotendeels zelf de regie over haar verhaal. Ze betrok er zelf het Bijlmer Parktheater bij om dit te verwezenlijken. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling dat het een voorstelling zou worden, het begon immers allemaal als onderzoek. Aanvankelijk stortte ze zich in dat onderzoek op het verleden, de wereldtentoonstelling van 1883 op het Museumplein. Hier werden mensen van kleur letterlijk tentoongesteld: uiterlijke kenmerken werden vergeleken met die van witte mensen om de zogenaamde superioriteit van de laatste groep ten opzichte van de eerste groep te bevestigen. Djuwa: ‘Het begon met het idee van academisch objectief onderzoeken. Maar op een gegeven moment merkte ik dat het zien van beelden van mensen die werden tentoongesteld en het lezen van heel persoonlijke informatie me raakte. Ik kon er geen afstand van doen.’

Geleefde ervaring

Ze besloot zich daarom te focussen op het heden. Het was oktober, ook wel bekend als Black Achievement Month. ‘In dat kader werd ik voor van alles opgetrommeld: panels, keynotes, lezingen, et cetera. Tijdens een aantal van die evenementen deden instellingen uitspraken waarvan ik het moeilijk vond die te verwerken in mijn onderzoek. Omdat ik vanuit mijn eigen ervaring wist dat het er achter gesloten deuren eigenlijk anders aan toe ging. Behalve dat haar geleefde ervaring niet als zogenaamde ‘objectieve kennis’ zou gelden, zat er ook een reëel risico aan het uiten van zulke kritiek,  dat mensen haar niet meer zouden boeken of programmeren. Het was uiteindelijk auteur, dichter en docent Audre Lorde die een uitweg bood.

Objectieve data?

De eerste belangrijke tekst was ‘‘Your silence wil not protect you,’’ van Lorde’s gelijknamige essay- en gedichtenbundel. Djuwa: “Daardoor kwam ik tot de realisatie dat ook als ik mijn geleefde ervaring niet zou delen en de zogenaamd objectieve feiten voor zich zou laten spreken, het huidige systeem en de huidige machtsdynamieken niet zullen stoppen.” De tweede tekst die haar tot denken zette was het essay met de veelzeggende titel “The Master’s Tools Will Never Dismantle The Master’s House.” Vertaald naar deze context betekent het dat objectieve kennis het systeem ook niet omver kán werpen, omdat het zelf een wit systeem is. “Het is bijvoorbeeld precies waarop de hele wereldtentoonstelling toentertijd gebouwd is: het idee van mensen observeren, objectieve data verzamelen die bepaalt dat witte mensen beter zijn dan mensen van kleur.”

Antwoord

Behalve een limiet aan kritiek zit er volgens Mroivili dus ook een limiet aan objectiviteit. ‘Er zit ook veel in mij. Verhalen en geschiedenis, dingen die ik ook wilde vertellen maar waar in een onderzoek geen ruimte voor zou zijn.’ Deze tweevoudige realisatie – de limiet aan zowel kritiek als objectiviteit – bleek ook meteen het antwoord op haar onderzoeksvraag. Binnen het huidige systeem, waar grote culturele instellingen onderdeel van zijn, heb je als gemarginaliseerd persoon maar beperkt de ruimte om te zeggen hoe je écht over iets denkt. Hoeveel ruimte krijg je? Op welke manier krijg je ruimte? En is dat dan valide of niet? Allemaal vragen waar de norm een antwoord op bepaalt.

Eigen ruimte

Het is allemaal nogal paradoxaal, volgens Djuwa: de ruimte om je verhaal te doen is beperkt, maar tegelijkertijd wordt van gemarginaliseerde personen wel verwacht dat ze komen spreken bij panels en lezingen over diversiteit en inclusie.

 Dan doe je als organisator geen recht aan de (artistieke) kwaliteiten van degene die je vraagt. ‘Dan ineens weten ze me wel te vinden. Maar ik ben geen kunstenaar geworden om mensen te overtuigen.’ Toch wilde ze – als alternatief voor een regulier onderzoek – een voorstelling maken. ‘Voor mezelf, om woorden te vinden voor alles wat ik voelde, wat ik zag en zie om me heen, de spanning die ik voel als ik wéér word uitgenodigd voor een panel. Maar ook om die woorden te delen met mijn community, met andere queer- en trans- podiumkunstenaars van kleur.’ Middels een voorstelling kon ze haar eigen ruimte creëren en vormgeven.

Geen poolster

Die eigen ruimte bleek helend te zijn. “Ik merkte dat ik een aantal fases had doorgemaakt. De eerste daarvan was het onzichtbaar willen zijn, mijn mond houden zodat ik de kans heb gezien te worden bij instellingen. De tweede was om wel degelijk iets aan te kaarten door middel van onderzoek, maar dan op basis van objectieve feiten. Dan zou het niet bij mezelf liggen, maar erbuiten. De derde was een fase van manieren zoeken hoe ik wel degelijk ruimte kon creëren voor mijn eigen gevoelens. Een soort erkenning van mezelf. De vierde was het opzoeken van en het delen met mijn community, en de laatste fase was er een van ‘suck my balls.’ Hiermee doelt Mroivili op het houden van een bepaalde afstand van instituten, waardoor juist weer nieuwe ruimte ontstaat. “Het is oké om nee te zeggen en je eigen dingen doen. Instituten hoeven niet per se de poolster te zijn in je leven. Het sluit ook een samenwerking niet uit, maar het maakt ze wel minder machtig.”

Gelijkwaardige samenwerking

Deze denkwijze legde de basis voor haar tweede voorstelling, Eutopia. Volgens Djuwa een ode aan de mensen en makers die haar inspireerden en vormden tot de maker die ze nu is, maar die zich dus in de tussenruimtes begeven. ‘Ik wilde laten zien dat deze mensen er al zijn, en dat het prima gaat met hen, óók zonder die instituten. Men kan elkaar best opzoeken, maar dan op gelijkwaardige basis, waarbij beiden écht iets aan de samenwerking hebben.’ Ze benadrukt daarbij ook het belang van de spelling (Eu- in plaats van Utopia): Utopia is een ideale maar onbestaande plaats, Eutopia is een goede plaats. “Er zijn nu ook al vele fantastische momenten en initiatieven. Het is niet nodig om álles overboord te gooien als we een ideale toekomst gaan visualiseren.”


Ondertussen is Djuwa ook bezig met het maken van haar volgende voorstelling. Deze zal gaan over een haarwinkel, en hoe die zich verhoudt tot een sense of self en thuis zijn.Die voorstelling gaat komende zomer in première tijdens het Over het IJ Festival in Amsterdam. Wil je op de hoogte blijven van Mroivili en haar werk? Volg haar op instagram: @Djuwaroza

Deel dit artikel