Hoe het gezamenlijk maken van een wandkleed leidt tot bewustwording over ons koloniale verleden

Foto: Myriam S. Robert
Hoe maak je het slavernijverleden bespreekbaar op een manier die niet polariseert, maar juist verbindt? Met het project Draden van ons Nederlandse Slavernijverleden vond Ricardo Burgzorg een onverwacht krachtig antwoord: het gezamenlijk maken van een wandkleed. Het project begon in Groningen, maar groeide snel uit tot een nationaal initiatief. In Gelderland was het kunstenaar Richard Kofi die een wandkleed ontwierp. De Code Diversiteit & Inclusie sprak met Ricardo en Richard over hoe een participatieve aanpak rond koloniaal erfgoed kan leiden tot meer betrokkenheid, bewustwording, en sociale cohesie.
Toen Ricardo Burgzorg in 2021 door de Stichting Groninger Kerken werd benaderd om een programma te ontwikkelen rond het koloniale slavernijverleden, wist hij meteen dat hij iets anders wilde dan een traditionele tentoonstelling. “Ik wilde dat mensen er actief bij betrokken zouden zijn,” vertelt hij. “Niet alleen langs panelen lopen, maar echt meedoen. Het moest iets zijn dat mensen verbindt en uitnodigt tot gesprek.”
Tijdens zijn zoektocht naar een geschikte vorm kwam hij uit bij het Tapijt van Bayeux, een middeleeuws wandkleed waarop een hele oorlogsgeschiedenis in beeld en borduurwerk wordt verteld. “Door de eeuwen heen zijn wandtapijten veelvuldig gebruikt om verhalen over te dragen,” zegt Ricardo. “Het is een collectieve, langzame manier van vertellen — en het nodigt mensen uit om samen te werken. Dat bleek perfect voor dit onderwerp.”

Foto: Myriam S. Robert
Borduren voor bewustwording
Het werd een wandkleed van 35 meter breed en 2,5 meter hoog, waarop het koloniale slavernijverleden van de provincie Groningen staat afgebeeld. Hedy Tjin droeg zorg voor het ontwerp. “Eigenlijk is het min of meer per ongeluk zo groot geworden,” lacht Ricardo. “Maar juist dat bleek een uitkomst. Het kost tijd om zo’n kleed te maken: zoiets duurt maanden. Die tijd gaf mensen de ruimte om stil te staan bij wat ze aan het doen waren, om vragen te stellen, om het onderwerp langzaam binnen te laten komen.”
In totaal werkten meer dan vierhonderd Groningers mee aan het kleed. Terwijl ze borduurden, quiltten en tuftten, ontstonden gesprekken over de beelden, over persoonlijke verhalen, en soms ook over de betekenis van het koloniale verleden in het hier en nu. “Wat me raakte,” zegt Ricardo, “is dat de meeste mensen eigenlijk helemaal niet kwamen om iets te leren over slavernij, maar om te handwerken, om samen te zijn. En juist daardoor ontstond er nieuwsgierigheid. Mensen gingen vragen stellen: Waar werken we eigenlijk aan? Wat bedoelt de kunstenaar met dit beeld? Die gesprekken gingen daarna verder in hun eigen omgeving. De bewustwording kwam eigenlijk als vanzelf.”
Het project bleek een groot succes: het bracht niet alleen kennis en inzicht over het slavernijverleden en de relatie met de lokale context, maar ook verbinding en nieuwe sociale netwerken. Voor Ricardo was dat het moment om verder te denken. “Ik dacht: als dit in Groningen zoveel teweegbrengt, waarom zouden we dit niet landelijk doen?” Zo gezegd, zo gedaan. Ricardo en zijn team grepen het momentum: er was in het hele land steeds meer aandacht voor het slavernijverleden, en culturele instellingen stonden open om met nieuwe, verbindende vormen aan de slag te gaan. Door hierop in te spelen, kon Draden van ons Slavernijverleden snel uitgroeien tot een landelijk project. Inmiddels is Draden van ons Slavernijverleden actief in meerdere provincies, telkens met een eigen invulling en ontwerp dat het provinciale historische verhaal verbeeldt.

Foto: Myriam S. Robert
Afro-futurisme
Verschillende projectpartners in de provincie Gelderland selecteerden Richard Kofi als ontwerper. Hij verdiept zich al vijftien jaar in de thematiek van het koloniale verleden. Recent werkte hij tijdens een internationale residency met schrijvers en denkers aan de vraag hoe je nieuwe symboliek kunt ontwikkelen rond dit onderwerp. “We wilden manieren vinden om het gesprek gaande te houden zonder steeds alleen het trauma te reproduceren,” vertelt hij.
In zijn werk speelt afro-futurisme een belangrijke rol: een artistieke stroming die speculatie, fictie en toekomstverbeelding gebruikt om nieuwe perspectieven te openen op Zwarte geschiedenis en erfgoed. “Het slavernijverleden is een complex en pijnlijk verhaal, maar als je er alleen vanuit het lijden naar kijkt, heeft dit als valkuil dat je erin blijft hangen. Als maker kan je daarin vast komen te zitten,” zegt Richard. “Afro-futurisme geeft me de vrijheid om vanuit kracht, verbeelding en zelfs satire nieuwe beelden te maken. Beelden die lucht geven, die uitnodigen tot andere vormen van verwerking en identificatie.”
Symbolische reset
Voor het Gelderse wandkleed koos Kofi ervoor om niet de koloniale machthebbers, maar de tot slaaf gemaakten en hun voorouders centraal te stellen. Zij verschijnen als actieve, krachtige figuren. Een ander opvallend element is de enorme vloedgolf die het tafereel doorkruist. Kofi liet zich onder andere inspireren door de Drexciya-mythe: een Afro-futuristisch narratief uit de Detroit techno-scene waarin wordt gesteld dat voorouders die overboord werden gegooid tijdens de trans-Atlantische slavernij onder water overleven. Kofi liet ze vernietigende vloedgolven terugsturen over het ‘moederland.’ “Die golf staat symbool voor een soort wraak,” legt Richard grinnikend uit. “Omdat wij als samenleving nog steeds niet in staat zijn om echt samen te leven.”

Foto: Myriam S. Robert
"Dat sociale aspect is minstens zo waardevol als de bewustwording rond slavernij."
De golf is daarnaast ook een verwijzing naar de Gelderse context, vertelt Richard. “In Suriname leerden mensen dat de Rijn bij Lobith ons land binnenkomt. In mijn ontwerp zijn het de voorouders die via die rivier als grote golven terugkeren bij Lobith. Het water is altijd getuige geweest van slavernij en koloniale handel, en hier krijgt het zeggenschap terug: de voorouders zetten een symbolische reset in gang.”
Een zachte manier voor een hard onderwerp
Tijdens het maakproces gebeurde er iets bijzonders: waar de golf symbolisch straft voor ons onvermogen samen te leven, lukte het met dit project wél om mensen bijeen te brengen en te verbinden. Ricardo: “Een oudere dame in Veenendaal die vlakbij woonde, kwam elke dag met haar rollator naar de maaklocatie toe om mee te doen. Ze was eenzaam, maar vond hier een sociale bezigheid en kon ook nog eens heel goed quilten.” Richard vult aan: “Mensen brachten urenlang samen mijn ontwerp tot leven. Deelnemers met heel verschillende achtergronden, van activistische studenten tot ouderen die gewoon een sociaal contactpunt zochten. Er zijn echte vriendschappen ontstaan. Dat sociale aspect is minstens zo waardevol als de bewustwording rond slavernij.”
Een deelnemer uit Nijmegen wist volgens Ricardo precies te verwoorden waarom deze aanpak werkte: “Ze vond alles aan dit project is zacht: de materialen, de aanpak, en het proces. We hadden volgens haar een zachte manier bedacht om een hard onderwerp bespreekbaar te maken.” Juist het werken met textiel speelde daarin een sleutelrol: “het is een traag, tactiel en gezamenlijk proces dat mensen letterlijk de tijd geeft om na te denken, verhalen te delen en elkaar te leren kennen, zonder meteen in zware discussies of tegenstellingen te belanden. Die zachte ingang maakte verbinding mogelijk op een manier die een traditioneel gesprek vaak niet kan.”

Samenwerking met lokale partners
Een belangrijke succesfactor is de manier waarop culturele instellingen worden betrokken. Ze leveren de locatie, communicatie en organisatie, terwijl gemeenschappen zelf inhoudelijk en sociaal het project dragen. De instellingen werken bewust ook samen met lokale Keti Koti organisaties, Comités 30 juni en 1 juli, Caribische en Surinaamse gemeenschappen, de Molukse gemeenschap en vrijwilligersorganisaties. “‘Nothing about us without us’ is het uitgangspunt. Het mooie is dat musea en bibliotheken zich wel graag willen verhouden tot het koloniale verleden, maar nog niet altijd de juiste manier weten te vinden. Dit project biedt ze een concreet handvat: een participatieve, verbindende vorm voor iedereen.”
Deelnemers werden veelal via de netwerken van culturele instellingen geworven, die ook actief op zoek gingen naar bestaande handwerk- en quiltgroepen in de regio’s. “Dat werkte eigenlijk als een soort sneeuwbaleffect. Als je eenmaal één groep enthousiast kreeg, vertelden zij het weer door aan anderen. Het was veel mond-tot-mondreclame. Zo groeide de kring van deelnemers op een heel natuurlijke manier, vanuit bestaande netwerken in de gemeenschap.”
Randstad is geen Nederland
Inmiddels is het project actief in meerdere provincies. Ricardo: “Het ligt voor de hand, maar de Randstad is niet Nederland. Elke provincie heeft zijn eigen dynamiek en verhalen. In Limburg bijvoorbeeld was er officieel nog geen onderzoek gestart naar het slavernijverleden van de provincie, maar door ons project is de universiteit van Maastricht begonnen aan het eerste archiefonderzoek. Dat is de kracht van dit project: je maakt iets zichtbaar, samen met mensen.”
Tips voor de culturele sector
Tot slot deelt Ricardo zijn belangrijkste tips voor culturele instellingen die met koloniale geschiedenis aan de slag willen:
· Begin bij de gemeenschap, niet bij het eindproduct. Geef mensen vanaf het begin mede-eigenaarschap.
· Kies een participatieve vorm. Laat mensen iets maken, iets samen doen. We zijn sociale wezens: mensen willen meer bijdragen dan je denkt.
· Werk op een zachte, uitnodigende manier: Schuldvragen of defensieve reacties helpen het gesprek niet verder. Zachtheid opent.
· Gebruik lokale kennis. Er zit veel kennis in gemeenschappen: bij vrijwilligers, hobbyisten, ouderen. Ga naar buiten en betrek hen actief.
· Bouw duurzame netwerken op. De sociale gemeenschappen die ontstaan tijdens het maakproces, willen vaak door. Zie dat niet als een bijproduct, maar als kern van het project.